Terug naar alle artikelen
Waarom kinderen soms vreselijke dingen zeggen

Waarom kinderen soms vreselijke dingen zeggen

Dit is een publicatie van het hoofdstuk ‘Lessen in luisteren’ uit ‘Goed genoeg ouderschap’ (Atlas Contact, 2023) van Alain de Botton & The School of Life, vertaald door Henk Moerdijk.

Als je ergens hulp bij kunt gebruiken dan is het wel het opvoeden van kinderen. Op zijn kenmerkende lichtvoetige wijze geeft Alain de Botton levenslessen aan ouders in het boek ‘Goed genoeg ouderschap’ van The School of Life. In plaats van te streven naar perfectie, zo betoogt De Botton, is het in feite de taak van elke ouder om een kind voorzichtig te begeleiden in de onvolmaakte aard van alles. Lees hier alvast een hoofdstuk uit het boek over luisteren naar kinderen.

Als iemand suggereert dat ouders misschien niet zo goed naar hun kinderen luisteren, zal de gemiddelde vader of moeder dat op zijn minst irritant vinden. Sommige ouders zullen er zelfs een uiterst pijnlijke aantijging in zien. Luisteren doen ze immers de hele dag, want dat kabaal, die permanente soundtrack van huilende, gillende, eisende, vragende en tierende kinderen, is onlosmakelijk verbonden met het ouderschap. De kans dat je in stilte een zin kunt lezen – over een hele alinea hebben we het niet eens – is praktisch nihil. Wie zegt dat je als ouder niet luistert, lijkt je met die absurde insinuatie te willen beroven van je laatste restje geestelijke gezondheid.

Er wordt verschrikkelijk veel herrie gemaakt, en toch kun je het belangrijkste geluid missen. Sterker nog: misschien is al die herrie wel het gevolg van het feit dat het signaal keer op keer niet wordt opgepikt. Het kabaal neemt toe omdat iemand het gevoel heeft niet gehoord te worden.

Dat kan eigenlijk niemand worden aangerekend. Je kunt tenslotte niet van kinderen verwachten dat ze helder en accuraat verwoorden wat hen dwarszit. Ze begrijpen nauwelijks hoe hun eigen hersenen werken, laat staan die van anderen. En doordat ze amper kunnen bevatten wat hen overkomt, is de kans nihil dat ze hun emoties of gedachten op zo’n manier uiten dat hun uit geputte of drukke ouders opeens wél serieus aandacht voor hen hebben. Hun stijl van communiceren laveert tussen boos en simpelweg angstaanjagend:

Agressief: Ik wou dat oma dood was.
Agressief: De baby moet in de vuilnisbak.
Kwetsend: Je denkt alleen maar aan jezelf.
Kwetsen:d Je bent saai.
Gemeen: Yasmine is echt spuuglelijk.
Opstandig: Ik ga nooit meer naar die school.
Onlogisch: Het kan me niet schelen dat we naar Spanje zijn gegaan. Ik vind het hier afschuwelijk.
Onredelijk: Papa is de enige die mijn yoghurtje open mag maken.

Ouders die hun kinderen af en toe negeren, zijn niet per definitie gemene ouders. Ze hebben een hoopvolle kijk op het nageslacht en de menselijk natuur in het algemeen, en negeren de uitspraken van hun kinderen vooral omdat die hun hoop serieus ondermijnen. Ze hebben buitengewoon veel opgeofferd en krijgen nu de indruk dat ze verwende, ondankbare, kieskeurige, depressieve en/of rare schepsels hebben voortgebracht. Ze horen heus wel wat hun kinderen zeggen; ze hopen alleen dat het niet waar is, met name als het snel en monter wordt weggewuifd. Dit verklaart de archetypische manier waarop ouders niet luisteren: ze negeren het afgegeven signaal en vragen in plaats daarvan aan het kind om zijn verstand te gebruiken of, om het scherper te formuleren, ‘normaal te doen’. Dit resulteert in minigesprekjes als:

Kind: Ik voel me verdrietig.
Ouder: Doe niet zo raar, dat kan helemaal niet, je hebt vakantie.

Kind: Ik vind het echt eng.
Ouder: Stel je niet aan, je hoeft nergens bang voor te zijn.

Kind: Ik wou dat ik nooit meer naar school hoefde.
Ouder: Ga nu niet moeilijk lopen doen. Je weet dat we om acht uur weg moeten.

Kind: Ik vind Sam echt verschrikkelijk, hij is zo dom.
Ouder: Dat is niet aardig van je. Sam is je broertje!

Nogmaals: de ouder hoort wel degelijk wat er gezegd wordt, maar de angst neemt het over. De ouder is bang dat het kind iets zegt wat niet past in het beeld van wat ‘normaal’ is. Hij of zij schrikt als het kind emoties of gedrag laat zien dat in de toekomst voor problemen kan zorgen: misschien wordt het wel een kindermoordenaar, een pyromaan, een depressieveling, een neuroot, een angsthaas of een delinquent. Ze zijn bang dat hun geliefde zoon of dochter iemand wordt met een autoriteitsprobleem of die nooit een baan krijgt; dat zijn of haar leven door onnatuurlijke behoeften verwoest of door buitengewone weerzin verstoord zal worden. Om die reden zijn deze ouders niet erg in de stemming om rustig te luisteren naar een plan om oma te vermoorden of nooit meer naar school te gaan, om te horen hoe verschrikkelijk teleurgesteld hun kind is omdat de taart de verkeerde kleur heeft of hoe bang het is voor dat jungledier dat zich onder de bank heeft verstopt. Het is niet zo dat het hen onverschillig laat, ze zijn gewoon bang voor wat hun kind later kan blijken te zijn.

Dit laatste lijkt een uitweg te bieden. Het gaat niet per se over niet luisteren, het gaat bovenal over hoe de ouder zich verhoudt tot wat zogenaamd normaal is. Je zou je beeld van wat normaal is kunnen verruimen, zodat het ook gedrag omvat dat je voorheen niet normaal zou hebben genoemd. Geestelijke gezondheid biedt veel ruimte voor gekte, dus met een beetje fantasie kunnen we het heel normaal vinden om zo kwaad op iemand te zijn dat we die persoon wel kunnen vermoorden, of iemand aanbidden en tegelijkertijd wensen dat ze hem of haar afvoeren naar het gesticht. Luisteren betekent in wezen: genoeg vertrouwen hebben om het kind een beetje raar te laten zijn, een beetje tegendraads, een beetje irritant en een beetje verdwaald; dat is allemaal gezond en hoort bij een gewone ontwikkeling.

Ouders die zich hebben verzoend met die ‘abnormale’ kant van de geestelijke gezondheid, staan mogelijk eerder open voor het bijzondere nieuws dat de jongere generatie te vertellen heeft. Ze zouden rustig kunnen luisteren naar onconventionele beweringen, zonder het gevoel te hebben dat die de pijlers van de samenleving ondermijnen. Op bepaalde boodschappen zouden ze dan gelaten kunnen reageren:

  • ‘Misschien hoopte je echt dat oma op je verjaardag kon komen. Volgens mij hadden we haar er allemaal graag bij willen hebben…’
  • ‘Ik begrijp dat je om een of andere reden boos op me bent. Ik weet niet goed wat ik verkeerd heb gedaan, maar ik hou zielsveel van je en misschien kun je me een beetje duidelijk maken wat ik…’
  • Je vindt het helemaal niet leuk dat je een broertje hebt gekregen en dat iedereen hem betuttelt. Zo voelde ik me ook toen je tante Marieke was geboren, maar nu kan ik het heel goed met haar vinden. Misschien kun je later ook goed met Sam opschieten. Maar dat zal pas over een hele tijd zijn.’

Hoe beter we naar de ‘rare’ uitlatingen van onze kinderen luisteren, hoe minder fel ze uit de hoek hoeven komen. We hebben het allemaal weleens meegemaakt: je denkt dat iemand niet naar je luistert, waardoor je het gevoel krijgt meer je best te moeten doen: meer volume, meer urgentie of meer intensiteit. Hoe beter wij luisteren, hoe rustiger zij kunnen blijven. Als je dochter zegt dat ze haar school in de fik wil steken, wil ze niet echt haar school in de fik steken. Ze wil dat de ander begrijpt dat ze een vreselijke hekel aan school heeft. Als we goed naar haar luisteren en zowel opgewekt als verdraagzaam reageren, zal ze haar school heus niet in brand steken. Ze zal eerder een brandstichter worden als er keer op keer niet naar haar geluisterd wordt.

Stel dat je met je zoon een dure vliegvakantie naar Spanje hebt geboekt. Als je jullie op de eerste dag op het strand zitten, zegt hij dat Spanje niet leuk is en dat hij naar huis wil. Hij wordt heus geen verwend en ondankbaar nest als je dan de moeite neemt om te vragen waarom hij zich niet prettig voelt, als je als opvoeder zelfverzekerd genoeg bent om op een knie te gaan zitten en hem te vragen: ‘Kun je iets meer vertellen over waar om je het hier niet leuk vindt?’ Je zoon wil gewoon de kans krijgen om zijn ontreddering te delen, zijn opwinding en zijn angst voor zijn eigen opwinding. Hij wil dat zijn verwardheid, veroorzaakt door het feit dat hij op eens ver van huis op een vreemd strand zit, bevestigd wordt door iemand die hij vertrouwt. En als dat eenmaal gebeurd is, zal hij vrijwel zeker de zee in willen, dan zal hij nieuwsgierig zijn naar de churro’s met warme chocoladesaus bij het ontbijt, en dan zal hij zien hoe hoog de palmbomen bij het hotel zijn en hoe mooi het zwembad ’s avonds verlicht is.

Als we ons écht gelukkig willen voelen, moeten we de kans hebben gehad om ons verdrietig te voelen. Om ons langzaam te ontwikkelen tot een verantwoordelijke en vriendelijke volwassene, moeten we als kind kunnen zeggen dat we willen dat iedereen doodgaat. Wat slecht luisterende ouders vergeten is dat gevoelens, en lastige gevoelens in het bijzonder, per definitie minder worden nadat ze uitgesproken zijn. Wanneer een ander onze gevoelens heeft onderkend, zullen ze minder sterk worden. We gaan pas schreeuwen wanneer we genegeerd worden, niet wanneer er met aandacht naar ons wordt geluisterd.

Liefde bestaat voor een wezenlijk deel uit verbeeldingsvol luisteren. We zouden liefde kunnen omschrijven als een bereidheid om voorbij de woorden van de ander te kijken – die bruusk, verbluffend of wreed kunnen zijn – en te zoeken naar een diepere betekenis of intentie, die vrijwel zeker goedaardiger is dan de woorden doen vermoeden en het verdient om vriendelijk overpeinsd te worden. Dit gaat niet alleen op voor ouder-kindrelaties, maar ook voor de relaties van volwassenen onderling. Als we zeggen dat we een bloedhekel hebben aan onze partner, is dat vrijwel nooit echt het geval; we zeggen zelden venijnige, gemene dingen over een ander, tenzij we heel veel om diegene geven. De nare woorden zijn vaak een teken van een vurige hoop die vervlogen of aangevreten is. We haten onze partner niet; we haten onze afhankelijkheid van die partner. We zijn bang dat hij of zij de sleutel tot ons geluk in handen heeft. Wat we eigenlijk tegen onze partner zeggen: ‘Ik vind het eng dat ik zoveel van je hou en dat jij mij zo diep kan raken.’ Het is een paradox van het menselijke brein dat zo’n emotie dan verwoord wordt als: ‘Val toch dood.’

Goed luisteren naar wat de ander zegt houdt in dat we hem of haar serieus nemen en naar de diepere betekenis van de woorden kijken. ‘Ik haat je’ kan ook betekenen: ‘Ik hou van je’; ‘Het kan me niks schelen’ kan ‘Ik vind het heel eng’ betekenen. Wat de ander tegen ons zegt kan belangrijk zijn, maar de werkelijke betekenis moeten we misschien tussen de regels lezen. Behalve luisteren moeten we wellicht ook een beetje leren vertalen.

Veel vreemde talen kennen een fenomeen dat vertalers ‘valse vrienden’ noemen: woorden waarvan de betekenis voor de hand lijkt te liggen, maar die in feite iets heel anders betekenen. Bij het Spaanse autobombo denk je al snel aan ‘autobom’, maar het betekent ‘zelf verheerlijking’. Bij het Duitse rüstig denk je meteen aan ‘rustig’, maar het betekent ‘kranig’ of ‘energiek’. Als je een vreemde taal leert, is het van wezenlijk belang om de voor de hand liggende betekenis van de vreemde woorden terzijde te schuiven en op zoek te gaan naar hun ware betekenis.

Zoiets moeten we ook leren met betrekking tot kinderen. Dan gaat het ook om een vreemde taal met talrijke ‘valse vrienden’, oftewel woorden en uitdrukkingen waarvan de betekenis een andere is dan je op het eerste gezicht zou denken en waarvoor we een speciaal woordenboek nodig hebben om ze te vertalen. In een volmaakte toekomst hebben we apparaatjes in onze oren die de kindertaal omzet in de feitelijke betekenis ervan. We horen (via onze onzichtbare ‘gehoorapparaatjes’) niet de klanken die uit hun mond komen, maar wat ze op ons over proberen te brengen. In de ideale situatie dragen zij ook zo’n ‘gehoorapparaatje’, omdat het vertaalprobleem twee kanten op werkt.

Tot die tijd moeten we het doen met onze alertheid. Als een kind iets zegt dat naar ons idee niet normaal is, is het beter om daar niet meteen over te oordelen, maar gewoonweg te reageren met: ‘O ja? Vertel eens…’ Als we een even wrede als verrassende uitspraak horen (‘Ze zouden de baby levend moeten begraven…’), zouden we moeten durven zeggen: ‘Misschien wil je daarmee zeggen dat…’ Als we te horen krijgen: ‘Ik haat jullie allemaal’, zouden we er goed aan doen niet te reageren met ‘Je moet niet zo lelijk doen,’ maar onverstoord moeten opmerken: ‘Ik begrijp heel goed dat je boos bent…’ Tegelijkertijd moeten we erkennen dat het ons, in weerwil van alle tijd die we met kinderen hebben doorgebracht, heel vaak niet is gelukt om hun werkelijke betekenis tot ons door te laten dringen; dat we hun gevoelens vaak wel hebben geregistreerd, maar ze te snel hebben afgekeurd omdat ze naar onze mening onterecht, onjuist of onacceptabel waren.

Een van de diepste wensen van de mens is dat andere mensen luisteren naar hoe het voelt om te zijn zoals wij. Daar zou je aan kunnen toevoegen: het is niet noodzakelijk onze wens dat ze het eens zijn met onze gevoelens of daarnaar handelen, we willen vooral heel graag dat ze de tijd nemen om naar ons te luisteren. Hoe meer we worden gehoord, hoe rustiger we kunnen zijn. Als we zeggen dat kinderen zich slecht gedragen, is hun gedrag vaak helemaal niet slecht bedoeld. Onze reactie is even nutteloos als begrijpelijk, omdat we niet horen wat onze kinderen nog niet helder of diplomatiek onder woorden kunnen brengen.

 

Wil je meer lessen in ouderschap?

Koop dan het boek ‘Goed genoeg ouderschap’ van Alain de Botton & The School of Life bij ons in de winkel op het Frederiksplein 54.

Of volg onze gloednieuwe on-demand cursus: ‘Goed genoeg ouderschap‘.

On-demand-cursus

Goed genoeg ouderschap

Om een ouder te worden heb je geen diploma nodig. Toch is het iets dat je moet leren. In deze cursus volg je in je eigen tijd lessen in ouderschap. Hoe stel je grenzen? Hoe leer je beter luisteren naar je kind? Hoe geef je je kind meer zelfvertrouwen? En wanneer is het goed genoeg?

Naar de cursus

By The School of Life

Deel dit artikel